Het doel uit het Klimaatakkoord om in 2030 35 terawattuur (TWh) elektriciteit uit zonne- en windparken op land te produceren blijft haalbaar, hoewel het tempo van verdere concretisering in het afgelopen jaar lijkt te zijn afgenomen. Dit concludeert het PBL in ‘Monitor RES 2022: Een voortgangsanalyse van de Regionale Energiestrategieën’. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft het PBL gevraagd om de ontwikkeling van de RES’en onafhankelijk te monitoren. De Monitor RES 2022 is de vierde PBL-analyse van de RES’en.
Om het doel uit het Klimaatakkoord (2019) te realiseren hebben 30 energieregio’s in 2021 Regionale Energiestrategieën (RES’en) vastgesteld. Dit jaar zijn er geen nieuwe RES’en opgesteld. Deze Monitor RES 2022 volgt de regio’s tijdens de uitvoering van hun plannen, en beschouwt de nationale resultaten in bredere context. Naar verwachting zullen wind- en zonneparken op land 41 TWh produceren in 2030. Dit is een middenwaarde in een bandbreedte van 35 tot 46 TWh en evenveel als de raming van vorig jaar. Nog steeds zijn de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk, de ruimtelijke uitwerking van de plannen en het bestuurlijk draagvlak voor de realisatie van de RES’en nadrukkelijk uitdagingen voor zowel de korte als langere termijn.
De realisatie van projecten voor grootschalige zon-pv en wind op land is het afgelopen jaar doorgegaan. De geschatte elektriciteitsproductie in 2030 uit operationele, aangesloten projecten is met 4 TWh gegroeid tot 23 TWh. Tegelijk is de geschatte productie uit ‘de pijplijn’ van voorgenomen maar nog niet gerealiseerde projecten met subsidiebeschikking én vergunning met een zelfde 4 TWh gekrompen. Samen bedraagt de geraamde productie uit operationele en ‘pijplijn’-projecten 31 TWh in 2030. De plannen in de in 2021 vastgestelde RES’en 1.0 tellen op tot 55 TWh: ruim meer dan het doel van 35 TWh. Echter, de voortgang bij de concretisering van de voorgenomen plannen stagneert. Voor veel van deze initiatieven zijn de trajecten rond maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak, ruimtelijke planvorming, financiering of het verkrijgen van een aansluiting op het netwerk namelijk nog niet afgerond of zelfs nog niet gestart. Tegelijkertijd zou een hogere realisatie dan 35 TWh goed passen bij een sneller groeiende vraag naar hernieuwbare elektriciteit door hoge gasprijzen en vergroening van de economie conform de REPowerEU plannen van de Europese Commissie.
Grenzen aan de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk (netcongestie) vormen inmiddels een structurele belemmering bij de uitvoering van de RES-plannen, signaleert het PBL. Op de korte termijn kunnen daardoor steeds minder nieuwe grootschalige zonneparken een aansluiting op het netwerk krijgen. Oplossingen voor de korte termijn richten zich op efficiënter gebruik van het bestaande netwerk. Voor de langere termijn hebben netbeheerders daarnaast de intentie om hun jaarlijkse investeringen voor verzwaring van hun netwerken grofweg te verdubbelen tussen 2020 en 2030 ten opzichte van de tien jaar daarvoor. In de zomer 2022 is de nationale taskforce netcongestie opgericht om de problemen rond het netwerk te verminderen.
Rekening houdend met de lange termijn is het voor de ontwikkeling en uitwerking van de RES’en in de komende jaren van belang dat ‘samenspel’ op gang komt tussen alle partijen die een rol spelen bij de realisatie van wind- en zonne-installaties. Processen rond het verkrijgen van een netwerkaansluiting, vergunningverlening, financiering en het betrekken van burgers sluiten nu onvoldoende op elkaar aan, waardoor projecten vertraging kunnen oplopen.
Het beleidsproces van de RES is het afgelopen jaar versterkt en verduidelijkt. Voor nieuwe of aangepaste RES plannen geldt een milieueffectrapportage-plicht (m.e.r.-plicht). Deze m.e.r.-plicht komt een zorgvuldige ruimtelijke planvorming van de RES’en ten goede. De RES gaat als nationaal programma een nieuwe fase in en richt zich daarin op de ruimtelijke uitwerking en uitvoering van plannen naar projecten. De gemeenten zijn nu aan zet om de RES-ambities verder uit te werken en te vertalen naar concrete visies, uitvoeringsplannen en projecten. Tegelijkertijd is de provincies gevraagd om binnen het programma ‘NOVEX’ de regie te nemen op het uitwerken van een integrale ruimtelijke aanpak voor nationale, regionale en lokale leefomgevingsvraagstukken. Deze ontwikkelingen bieden kansen, maar zorgen mogelijk ook voor een spanning tussen snelheid en een integrale afweging van hernieuwbare energie met andere leefomgevingsvraagstukken.
Een regionale aanpak voor hernieuwbare elektriciteitsproductie is geen unieke Nederlandse uitvinding. Dat blijkt uit een analyse van hernieuwbaar energiebeleid in vijf Europese landen. Samenwerking tussen overheden op regionaal niveau, al dan niet nationaal ondersteund en gecoördineerd, vindt in verschillende landen plaats. De voorbeelden uit het buitenland laten zien dat energieregio’s kansen bieden om het lokale draagvlak te vergroten en kennisuitwisseling tussen decentrale overheden op een systematische manier te organiseren.
Dit is een artikel van het Planbureau voor de Leefomgeving